Milly en Jan-Jakob zijn beiden opgegroeid in Den Haag, maar dromen allebei van een huis op het platteland met ruimte voor kippen en een groentetuin. Als Jan-Jakob een baan kan krijgen in het noordoosten van de provincie Groningen, aarzelen ze geen moment en verhuizen die kant op. Na een paar jaar van zoeken vinden ze dan eindelijk hun droomhuis. Samen met hun driejarige dochtertje Fay trekken ze erin en het blijkt al snel dat ze de goede keus hebben gemaakt. Ze voelen zich alle drie gelukkiger dan ooit. Milly kan zelfs vergeten dat ze een miskraam gehad heeft en krijgt weer hoop dat ze misschien toch nog opnieuw zwanger zal worden.

Tot het leegstaande huis naast hen bewoners krijgt. Twee jongemannen die voor overlast zorgen, maar die zich niets van de anderen in de straat aantrekken. Integendeel zelfs, hoe meer kritiek, hoe erger hun gedrag wordt. De kleine Fay verandert daardoor van een vrolijk, levenslustig kind in een stil en angstig meisje. En zo moeten Milly en Jan-Jakob kiezen tussen het geluk van hun dochtertje en hun droomhuis.

 

Een familieroman met leuke, spannende, angstige en vrolijke momenten.

 

Lees ook het vervolg: Broer gezocht

 

 

 

 

 

 

Terug naar Romans

 

 

Hoofdstuk lezen? Kijk hieronder!

 

Droomhuis te koop

 

 

 

 

HOOFDSTUK 1

 

 

‘Moet je deze advertentie eens zien!’ Enthousiast liet Jan-Jakob zich naast Milly op de bank vallen. Hij legde de krant op haar schoot en wees met zijn vinger aan wat hij bedoelde.

Milly schoof een stukje opzij, zodat ze hem minder aanraakte. Jan-Jakob voelde het wel en wist waarom ze zo reageerde, maar hij deed alsof hij het niet merkte. ‘Dit lijkt precies ons droomhuis,’ zei hij nog even enthousiast.

Met een zucht sloeg ze het boek dicht waarin ze geprobeerd had te lezen. Ze kon zich niet concentreren en er was nog geen woord van de inhoud tot haar doorgedrongen. Ze legde het op de salontafel en pakte de krant die haar man haar gegeven had. Haar ogen gleden over de advertentie. ‘Ja,’ zei ze mat, ‘precies het huis dat we zoeken.’ Ze gaf hem de krant terug en pakte de afstandsbediening van de televisie.

Jan-Jakob bekeek haar vanaf de zijkant. Hij zag haar mondhoeken hangen, haar huid leek vaal en haar ogen lieten duidelijk zien hoe somber, vermoeid en verdrietig ze was. ‘Meisje,’ zei hij en legde zijn hand op de hare. Milly trok echter direct haar hand terug, zodat zijn hand op haar knie kwam te liggen. Dat bleek ook niet de bedoeling en ze schoof iets verder van hem af.

‘Ik doe je niks,’ zei hij. ‘En ik wil niks. Ik weet heel goed dat het beter is nog te wachten met vrijen en zelfs dan zou ik het niet willen of doen, als jij er niet aan toe bent. Maar ik mag je toch wel aanraken? Toe, kom eens bij me en kruip in mijn armen. Jij bent verdrietig, maar ik ook! Ik heb net zo goed steun en troost nodig. Kom.’

Milly keek hem somber aan en zuchtte opnieuw. ‘Maar jij gaat gewoon door met leven. Jij zoekt gewoon naar een ander huis alsof er niets gebeurd is.’

Jan-Jakob schudde zijn hoofd. ‘Dat is niet waar. Ik vind het zeker net zo erg als jij dat je een miskraam gehad hebt. Ik had me ook al ontzettend verheugd op een tweede kindje. Helaas mocht het niet zo zijn, maar je weet best dat we al drie jaar aan het zoeken zijn naar een huis. Moet ik dat zoeken zomaar staken vanwege de miskraam?’

Ze vertrok haar mond, maar zei niets.

‘Milly, toe, kom bij me. Laat me je aanraken, voelen. Niet om te vrijen, maar om elkaars nabijheid te voelen. Ik wil jou voelen, zonder bijbedoelingen. Nee.’ Hij lachte. ‘Wel met een bijbedoeling, maar anders dan jij lijkt te denken. Ik wil je alleen maar voelen om jou te troosten en troost te krijgen van jou. Dat is de enige bijbedoeling. Geloof me nou.’

‘Dat weet ik wel, maar ...’ Ze haalde haar schouders op.

‘Maar?’

‘Ik weet het niet. Ik ben bang dat ik je teleurstel als ik je toesta me aan te raken en verder niets wil.’

‘Dus je gelooft me niet,’ stelde hij droevig vast. ‘Het leven bestaat niet alleen uit seks. Dat heeft het voor mij nooit gedaan en dat weet je. Maar voor mij bestaat het leven wel uit aanraken, uit liefkozen, uit troosten. Laat me dat alsjeblieft doen. Je hoeft dit verlies niet in je eentje te dragen! En trouwens, het is óns verlies, Milly.’

‘Maar jouw lichaam heeft het niet laten afweten,’ zei ze bits.

‘Hallo, waar ben je nú mee bezig? Milly, kijk me eens aan. Wat is dat voor een vreemde opmerking?’

‘Het is toch waar?’ zei ze met haar ogen gericht op de televisie.

‘Helemaal niet. Heb je niet naar de dokter geluisterd?’

Ze zette een andere zender op de televisie en zuchtte opnieuw. Deze keer leek de zucht uit haar tenen te komen.

‘Milly, ik houd van je,’ zei Jan-Jakob. ‘Als het jou slecht gaat, gaat het mij ook slecht. En het is niet waar dat jouw lichaam het heeft laten afweten. Dat weet je best.’

‘Maar zo voelt het!’ wierp ze tegen. ‘Het is mijn lichaam dat het kindje verloren heeft.’

‘Dat is zo. Mannen kunnen nu eenmaal niet zwanger worden. Mannen kunnen bevruchten en je weet wat de dokter zei: de vrucht was niet levensvatbaar. Daarom kan het net zo goed aan mij liggen, omdat ik eventueel verkeerd, slecht zaad heb. Moet ik me daarover schuldig voelen?’

‘Nee, natuurlijk niet. Als dat zo is, kun je daar niets aan doen.’

‘Precies! Waarom geef je jezelf dan wel de schuld?’

‘Ik ga koffiezetten.’ Milly kwam overeind en liep de huiskamer uit.

Jan-Jakob keek haar hoofdschuddend na. Oké, het was amper een week geleden gebeurd en de dokter had gezegd dat het normaal was dat ze er een paar weken verdrietig over kon zijn. Daar had hij aan toegevoegd dat het beter was dat ze voorlopig niet vrijden, maar eerst wachtten tot ze weer een keer normaal gemenstrueerd had. Daar had hij allemaal heus geen moeite mee, als ze hem maar niet zo afwees, als ze hem maar toeliet in haar verdriet!

Nu was hij het die zuchtend overeind kwam. Hij ging achter de computer zitten en tikte het adres in van de makelaar die het huis in de krant aanbood. Al snel had hij het huis in beeld. Op internet stonden allerlei foto’s van het huis, zodat hij prachtig kon zien hoe ruim het was, hoe groot de kamers waren en vooral ook hoeveel tuin erbij zat. Hij merkte dat hij er opgewonden van werd en dat zijn hart sneller klopte. Dit was echt het huis dat ze al jaren zochten!

Zodra hij hoorde dat Milly de kamer weer in kwam, keek hij om. ‘Je moet beslist komen kijken, joh. Het is werkelijk een schitterend huis. Helemaal precies zoals we altijd droomden.’

Ze zei niets, maar bracht wel de koffie naar de computertafel en trok een stoel bij. ‘Oooo!’ zei ze met duidelijke bewondering in haar stem. Ze trok de stoel nog dichterbij en Jan-Jakob zag dat haar ogen oplichtten. Hij juichte inwendig van vreugde. Even leek ze alle narigheid vergeten.

‘Je hebt gelijk. Het is gewoon een plaatje. Zo groot. Drie verdiepingen en dan die balkons! Fantastisch. Zijn er nog meer foto’s? Laat zien,’ moedigde ze hem aan, terwijl ze zijn arm ongeduldig een por gaf.

Hij klikte met de muis op andere foto’s en de ene na de andere mooie afbeelding kwam in beeld.

‘Waar staat het?’ vroeg ze haast ademloos.

‘In Meederveld.’

‘Waar ligt dat?’ vroeg ze verwonderd.

‘Dat heb ik al opgezocht. Niet ver hiervandaan. Zo’n tien kilometer.’

‘Nooit van gehoord.’ Ze lachte. ‘Nu wonen we al ruim drie jaar in Delfzijl en ik ken de omgeving nog niet.’

‘Het is vast een gehucht, maar het is dichter bij de Eemshaven dan waar we nu wonen. Bovendien blijft Delfzijl vlakbij voor als we iets nodig hebben wat je daar niet kunt krijgen.’

‘Zijn er wel winkels?’

‘Geen idee. Ik zal eens verder zoeken,’ zei Jan-Jakob opgelucht.

Milly bleef naast hem zitten en keek mee met wat hij deed. ‘Kijk, er staat een schooltje, een lagere school. Dat is in elk geval iets. Als Fay volgend jaar vier wordt, kan ze daarnaartoe.’

Jan-Jakob knikte en was blij dat Milly zo enthousiast reageerde. ‘Dan moeten er andere kinderen wonen. De school hoeft niet groot te zijn, drie klassen misschien, maar kinderen moeten er zijn.’

‘Drie klassen ...’ Milly glimlachte. ‘De school die vlak bij ons huis in Den Haag stond, moest bijbouwen. Te veel kinderen voor die school.’

Milly en Jan-Jakob kwamen niet uit Delfzijl, maar waren geboren en opgegroeid in Den Haag. Echter al voor ze elkaar ontmoetten, hadden ze beiden bedacht dat ze daar niet wilden blijven wonen. Beiden hadden de droom een gezin te stichten en ergens op het platteland te gaan wonen. Ze wilden geen van tweeën dat hun kinderen op zouden groeien tussen de auto’s en de uitlaatgassen. Liever tussen de koeien in de frisse lucht. Milly kende niemand die ook weg wilde uit Den Haag en op het platteland wilde gaan wonen. Tot ze Jan-Jakob ontmoette op een feestje bij een van haar collega’s. Dat was ruim zes jaar geleden gebeurd. Het klikte meteen tussen hen en toen ze ontdekten dat ze allebei dezelfde droom hadden, waren ze niet meer bij elkaar weg te slaan.

Twee jaar later trouwden ze. Milly was al vrij snel daarna in verwachting, en juist in die mooie, maar tevens spannende tijd vond Jan-Jakob een vacature als hoofdwerktuigkundige in de Eemshaven. Precies aan de andere kant van het land dus. Ze gingen samen kijken of ze in die omgeving wilden wonen. Het weidse uitzicht en de grote korenvelden bevielen hun direct en Jan-Jakob solliciteerde. Hij kreeg de baan, want in die regio waren veel grote bedrijven, maar te weinig werkzoekenden. Ook voor Milly was er dus werk. Zij werd data-entry-medewerkster, oftewel iemand die gegevens invoert in de computer. Het ging via een uitzendbureau en dat ze zwanger was, was geen enkel probleem. Het was tijdelijk werk, maar ze wisten zeker dat ze na haar bevalling ander werk voor haar zouden hebben.

Plotseling moesten ze verhuizen én de kinderkamer inrichten. Er zat op dat moment niets anders op dan het huurhuis aan te nemen dat de woningbouwvereniging van Delfzijl aanbood. Al zeiden ze direct tegen elkaar, dat ze daar niet zouden blijven wonen. Er was vanzelfsprekend niets op het huis tegen, maar het was hun droomhuis niet. Het was een rijtjeswoning met een kleine voortuin en best een redelijke achtertuin, maar ze wilden graag een vrijstaand huis hebben met veel grond eromheen. Voor de kinderen.

Hun familie was het niet eens met die beslissing. ‘Drie uur rijden,’ riep Milly’s moeder uit. ‘Zo’n eind wil ik niet in de auto zitten.’

‘Dan komen wij naar jullie,’ vond Milly. Natuurlijk was het een eind, maar ze wilde al zo lang weg uit Den Haag, dat ze er alles voor over had.

Fay werd geboren. De bevalling verliep prima. Hun ouders kwamen gezamenlijk naar hen toe, zodat de auto afwisselend bestuurd kon worden en ze de benzinekosten konden delen. Babs, Milly’s moeder, was weg van de kleine Fay, maar ze bleef mopperen dat het zo’n eind rijden was. ‘Op deze manier zie ik mijn kleinkind niet opgroeien,’ klaagde ze.

‘We sturen wel foto’s en, mamma, je hebt e-mail. Misschien kunnen we via de webcam met elkaar praten!’ Die webcam kwam er niet, omdat vooral Babs er tegen opzag om op die manier contact te onderhouden. Ze had een hekel aan computers en vond het al een hele belevenis om e-mails te versturen.

Nadat Milly en Jan-Jakob een beetje gewend waren aan de nieuwe woonplaats, de winkels, de omgeving, aan het nieuwe werk en vooral aan het ouderschap, begonnen ze om zich heen te kijken naar hét huis dat ze zochten.

Dat viel echter nog niet mee. Ze hadden inmiddels al tientallen huizen gezien, maar ze bleken allebei erg kieskeurig te zijn en aan elk huis mankeerde wel iets. Gelukkig waren ze het steeds roerend met elkaar eens, dus dat leverde geen problemen op. Ze hadden weliswaar gehoopt sneller weg te zijn, maar ze woonden niet onprettig, en daarom ook niet met tegenzin in de straat met rijtjeshuizen. De mensen waren, als je ze eenmaal kende en als ze jou eenmaal kenden, hartelijk en meelevend. Ze organiseerden geregeld een feestje voor de hele straat, waar Milly en Jan-Jakob ook altijd voor werden uitgenodigd. Er woonden trouwens meer mensen die van oorsprong niet uit het noorden van het land kwamen en Milly en Jan-Jakob voelden zich er prima thuis. Fay ging elke dag met Jan-Jakob mee naar zijn werk. Daar hadden ze een kinderopvang voor kinderen tot vier jaar. Een ideale oplossing.

Toen bleek dat Milly weer in verwachting was, waren ze dolgelukkig. Fay zou net vier zijn als het kindje geboren werd en eigenlijk vond Milly dat al wat aan de late kant, maar ze begreep tegelijk waarom ze niet eerder zwanger was geworden. Althans, zo had ze dat voor zichzelf beredeneerd. Al die drukte en spanning van de nieuwe omgeving, de baan, het moeder zijn, het had haar lichaam een beetje in de war gebracht. Maar nu was alles weer in orde.

Tot haar grote schrik en verdriet kreeg ze al heel snel een miskraam. Die klap leek op dat moment bijna onoverkomelijk. De dokter had nadrukkelijk gezegd dat ze gewoon pech had. Dat het niet aan haar lag of aan Jan-Jakob. Ze kon gerust weer zwanger worden en een gezond kindje baren. Maar de dokter kon praten wat hij wilde, Milly voelde zich afschuwelijk.

Alleen dacht ze daar nu helemaal niet aan. Met gulzige blikken verslond ze alles wat Jan-Jakob op het beeldscherm van de computer toverde. ‘Kun je het niet met Google Earth bekijken?’ vroeg ze gespannen.

‘Goed idee.’ Jan-Jakob tikte het adres in en even later hadden ze het gehucht in beeld, genomen vanuit de lucht.

‘Het lijkt een soort lintdorp, zie je dat?’ Milly tuurde naar de foto die ze in beeld had.

‘Klopt,’ zei Jan-Jakob. ‘Eén lange straat met daar een kleine zijweg. Zie je? Dat moet de straat met het huis zijn.’

‘Doodlopend?’

‘Des te beter toch,’ vond hij. ‘Dan hebben vreemde auto’s daar niets te zoeken. Rustiger kan het haast niet.’

‘We gaan morgenmiddag kijken, hoor!’

‘Ha, ik dacht dat je het nooit zou zeggen. Natuurlijk doen we dat!’

‘Is het te betalen?’ Milly had nog totaal niet naar de prijs gekeken.

‘De huizen hier zijn zo veel goedkoper dan in Den Haag, dat moet ons lukken.’

 

De volgende dag was het zaterdag. ’s Morgens deden ze boodschappen en wat huishoudelijk werk. Al was Milly altijd vrij op woensdag, er bleef genoeg huishoudelijk werk over voor in het weekend. Fay huppelde vrolijk met hen mee naar de supermarkt en thuis hielp ze bij het dweilen van de keukenvloer. Het driejarige meisje vond het altijd heerlijk als haar ouders samen thuis waren. Fay was een gemakkelijk kind en Milly en Jan-Jakob genoten volop van haar aanwezigheid.

‘Kom, schatje,’ zei Milly, ‘we gaan weer in de auto.’

‘Weer?’

‘Ja, maar nu gaan we geen boodschappen doen. We gaan een stukje rijden.’

‘IJsje, ijsje!’ riep Fay juichend.

‘Dat is een goed idee,’ zei Jan-Jakob, die blij was dat Milly de hele ochtend al opgewekt was en duidelijk zin had om het huis te gaan bekijken. Hij had bewondering voor haar dat ze haar verdriet even opzij kon zetten voor hun droom. Maar die droom hadden ze dan ook al jaren. Hij sloeg vluchtig een arm om Milly’s schouder en drukte een kus in haar korte, blonde haar. ‘Spannend, hč?’

Ze knikte opgetogen.

Het viel hem op dat ze hem niet eens wegduwde, zoals ze de afgelopen week veel gedaan had. Maar hij hield zijn mond. Dit gelukkige moment wilde hij beslist niet kapot maken, al wist hij dat ze er nog lang niet was. De afgelopen nacht had ze als een stijve plank aan haar kant van het bed gelegen met een duidelijke muur om zich heen die zei: raak me niet aan!

‘Kom, dames,’ zei hij monter en rammelde met de autosleutels.

‘We moeten zeker twéé auto’s hebben als we daar wonen,’ bedacht Milly opeens.

‘Dat denk ik wel, ja,’ was Jan-Jakob het met haar eens. ‘We hebben niet dezelfde werktijden en jij hebt op woensdag altijd vrij. Als er geen winkels zijn in Meederveld of stel dat je naar de dokter moet, dan heb je een eigen auto nodig.’

‘De dokter ...’ Haar gezicht betrok en Jan-Jakob kon zich wel voor de kop slaan dat hij juist die mogelijkheid geopperd had. Aan de andere kant was het inderdaad beter dat ze zich terdege realiseerde waar ze aan begon.

‘Tja, het was zomaar een voorbeeld,’ mompelde hij.

‘Je hebt gelijk. We kunnen er niet op rekenen dat de buren een auto klaar hebben staan en ons willen brengen in noodgevallen.’

‘Er zal toch wel een huisarts in Meederveld zijn,’ zei Jan-Jakob.

‘Dat kan, maar geen ziekenhuis.’

Jan-Jakob toetste de postcode van het huis dat te koop stond in in het navigatiesysteem en dat gaf aan hoe ze moesten rijden. ‘Oké, daar gaan we. Kijken of onze droom eindelijk werkelijkheid wordt.’

‘Het is al geweldig dat het een eind buiten Delfzijl staat,’ zei Milly.

Hij kon horen dat haar stem iets van de glans kwijt was. En dat, omdat hij de dokter genoemd had. Suf, dacht hij, zo suf! Hij wilde zijn hand op de hare leggen, maar durfde het niet. Stel dat ze haar hand weer wegtrok. Hij kon best tegen een stootje, maar het betekende dat al haar vreugde voorbij was en dat wilde hij eigenlijk niet voelen.

‘Delfzijl is met zijn 25.000 inwoners natuurlijk ontzettend klein vergeleken bij Den Haag,’ ging Milly gelukkig verder, ‘maar het is me wel te druk.’

‘Ik denk dat het huis zo afgelegen staat, dat je de auto’s en de stadsgeluiden nog gaat missen.’

‘Nooit!’ riep ze vol overtuiging.

Hij keek even opzij en er verscheen een warme glans in zijn ogen. Ze was er weer. Haar verdriet was weggezet. Ze zag er vol verwachting uit.

‘IJsje!’ riep Fay vanaf de achterbank.

‘Straks,’ zei Milly. Ze draaide zich om. ‘We gaan eerst een eindje rijden en kijken, daarna zoeken we een ijswinkel op.’

Met het navigatiesysteem was het geen enkel probleem het adres te vinden, maar ze vermoedden dat ze het zonder dat apparaat moeilijk gevonden zouden hebben. Nergens stond een bordje richting Meederveld, toch reden ze zomaar het gehucht binnen.

Milly ging op het puntje van de stoel zitten en keek nieuwsgierig alle kanten op. ‘Hier woont geen kip,’ zei ze verrast.

‘Dan nemen wij die,’ zei Jan-Jakob enthousiast.

‘Ja, dat zou leuk zijn. O, hier is het schooltje. Inderdaad maar een paar klaslokalen.’

Jan-Jakob reed er stapvoets voorbij, zodat ze alles goed in zich op konden nemen. ‘Het lijkt een behoorlijk lang gehucht te zijn. Eén rechte straat met aan weerszijden huizen. Niets achter die huizen, alleen maar weilanden. Inderdaad een lintdorp,’ constateerde hij.

Toch zei het navigatiesysteem op een bepaald ogenblik dat ze rechtsaf moesten slaan.

‘Doodlopend,’ zei Milly.

‘Dat zal de straat zijn die we zoeken.’

Ze zagen geen straatnaambordje, maar reden de straat in, die een paar honderd meter lang was. Links stonden tien, misschien elf huizen en rechts slechts drie. De huizen waren vrijstaand en allemaal redelijk groot, maar stonden wel tamelijk dicht op elkaar. Een enkel huis was een boerderij, of vroeger een boerderij geweest.

‘Toch een vreemde bouw,’ vond Milly, ‘deze korte straat haaks op de hoofdstraat.’

Jan-Jakob knikte en probeerde de huisnummers te ontcijferen, maar een groot bord met de woorden Te koop wees hen waar ze moesten zijn. Er stond een busje naast het huis en er kwam iemand naar buiten met een grote stapel linnengoed.

‘We zijn er.’ Toch reed Jan-Jakob nog een stukje door. ‘Hier kunnen we keren, verder gaat de straat niet.’

‘Ik zie het nu al zitten,’ zei Milly opgewonden. ‘De rust van de straat en vooral de grote, oude huizen. Ik denk dat ze van voor de oorlog zijn.’

‘Zou kunnen.’ Jan-Jakob opende zijn portier. ‘Even rondkijken?’

‘Wat een vraag!’ Milly sprong de auto uit, deed het achterportier open en hielp Fay uit haar stoeltje. ‘Bij mamma blijven, hoor,’ zei ze en pakte haar dochtertje bij de hand, terwijl ze ondertussen naar het huis keek. ‘Ze zijn aan het verhuizen,’ fluisterde Milly in Jan-Jakobs oor.

‘Daar lijkt het op, ja.’

‘Dan komt het al gauw leeg.’

Hij keek haar warm aan. Het deed hem goed haar glunderende gezicht te zien. Ze leek weer even helemaal de Milly met wie hij getrouwd was. Hij hoopte dat het blijvend was, al wist hij dat hij daar niet op moest rekenen.

‘Hallo! Nieuwsgierig naar het huis?’ De vrouw die het linnengoed naar het busje had gebracht, keek hen hartelijk aan. Ze was een jaar of zestig, had blozende wangen en gaf een prettige indruk.

Jan-Jakob stapte op haar af. ‘Inderdaad. We hebben nog geen afspraak met de makelaar gemaakt, omdat we eerst de ligging wilden bekijken, maar die bevalt ons wel.’

‘Het huis zal jullie beslist ook bevallen. Als je van stilte houdt.’ De vrouw lachte.

‘Waarom gaan jullie dan weg?’ vroeg Milly.

‘Dit is ons huis niet. Het is het ouderlijk huis van mijn man. Zijn ouders woonden hier tot voor kort, maar zij zijn allebei onlangs overleden. Dus stond het leeg. Mijn man heeft twee zussen en een broer, maar niemand was geďnteresseerd in het huis. Net zo min als onze kinderen. Dat is de reden waarom we het verkopen.’

‘Maar ik heb hier met veel plezier gewoond,’ voegde de zoon toe, die bij hen was komen staan. ‘Ik had hier een heerlijke jeugd. Je kon hier ravotten en dieren houden. Maar nu wonen we in Delfzijl en dat bevalt me toch beter.’ Hij stak zijn hand naar hen uit. ‘Douwe,’ stelde hij zich voor. ‘Willen jullie het vanbinnen zien?’

‘Nou, graag, als dat niet lastig is?’

‘Nee, we zijn hier nu. Als je eerst een afspraak maakt, moeten we er speciaal voor komen. Niet dat Delfzijl ver is,’ haastte hij zich erbij te zeggen, ‘als we hierheen moeten, zijn we er zo.’

‘Is hier wel een dokter in de buurt?’ vroeg Milly.

‘Ik geloof het niet meer, nee, die zit in Delfzijl, maar hij is er zo, als het moet. Alles is best dichtbij, als je een auto hebt. Kom, dan laat ik jullie de woning zien.’

‘Niet naar de rommel kijken,’ zei de vrouw. ‘We zijn bezig het leeg te halen.’

Binnen keken ze hun ogen uit. ‘Het lijkt in werkelijkheid nog groter,’ zei Milly.

‘Omdat de kamer bijna leeg is,’ zei Jan-Jakob. ‘Maar ruim is het hier wel.’

‘Die serre is ook geweldig. Staat de zon daar vaak?’ vroeg Milly.

‘Ja,’ zei Douwe, ‘die is op de zonkant gebouwd. Daarom zit hij aan de achterkant van de kamer. Je kunt er soms niet zijn, zo warm kan het er worden, maar als je tomaten wilt kweken, is het een prima plek.’

In de keuken slaakte Milly een diepe zucht. ‘Precies wat ik altijd wilde. Zo’n grote keuken dat je in het midden een ronde tafel kunt zetten.’

‘Dat hadden wij ook,’ zei Douwe. ‘Nu gaan we naar boven.’

Milly hield Fay stevig vast toen ze de trap op gingen. Het kleine meisje begreep niet wat er aan de hand was, maar ze huppelde vrolijk mee.

Boven waren drie ruime slaapkamers, een badkamer met douche, bad en tweede toilet en op de zolder waren twee kleinere kamers afgetimmerd.

‘Je kunt hier heel wat kinderen onderbrengen,’ zei de man opgewekt.

Milly’s gezicht betrok. ‘Dan moet je ze wel krijgen,’ mokte ze.

Douwes vrouw, die meegelopen was, had door dat hij een verkeerde opmerking gemaakt had. ‘Het begin is er, toch?’ zei ze op een troostende manier en met een blik naar Fay.

Milly knikte en zweeg, maar ze keek somber voor zich uit..

‘We kunnen hier in elk geval logees ontvangen,’ probeerde Jan-Jakob haar weer wat op te monteren. ‘Misschien dat je ouders nu een weekend willen komen.’

‘Ja, dat zou leuk zijn, maar ik denk niet dat mijn moeder het hier naar de zin zal hebben. Dat is zo’n stadsmens. Zeg, wonen hier ook kinderen in de buurt?’

Douwe schudde zijn hoofd. ‘In dit straatje niet. Hier wonen voornamelijk oudere mensen. En een jonge kunstenaar, maar die is alleen en heeft geen kinderen.’

‘Toch hebben we een schooltje gezien.’

‘Klopt. En dat is nog steeds in gebruik,’ vertelde Douwe enthousiast. ‘Daar ben ik al op geweest. Er komen kinderen uit de hele omgeving naartoe. Het is een streekschooltje. Dat was wel mijn leukste tijd hier. Kleine klasjes, daar hield ik van. Maar ze kwamen niet vaak bij me spelen, behalve als ze mochten blijven logeren. Voor een middagje vonden ze het te ver weg.’

Milly glunderde. ‘Dat lijkt me wel wat. Vriendinnetjes van Fay die blijven slapen. Ik zie het al voor me.’

‘Zo te zien hebben jullie zin in dit huis,’ zei Douwe.

Milly en Jan-Jakob keken elkaar aan, maar ze hoefden niets te zeggen. Jan-Jakob pakte Milly’s hand en sprak voor haar. ‘Ja, ik denk dat we maar een bod gaan uitbrengen bij de makelaar.’

‘Nergens voor nodig. Doe dat hier maar, dan verkopen wij het.’

‘Maar je hebt een makelaa...’ protesteerde zijn vrouw.

‘Natuurlijk, en die moet ook betaald worden. Die heeft zijn werk goed gedaan. Ik neem tenminste aan dat jullie op zijn advertentie zijn afgekomen, anders had je dit nooit gevonden. We hoeven alleen niet moeilijk te doen. Als wij het eens kunnen worden, weet iedereen meteen waar-ie aan toe is.’

‘Zo mag ik het horen,’ vond Jan-Jakob. ‘Maar geef me even een paar minuten met mijn vrouw alleen.’

‘Ik wil eerst de tuin zien,’ zei Milly.

‘Sorry,’ zei Douwe verontschuldigend. ‘Ik ben veel te blij dat er kijkers zijn. De makelaar had gedacht dat het maanden kon duren, misschien zelfs jaren. Vandaar mijn enthousiasme. Kom mee.’

Ze liepen de trappen af, kwamen door de keuken, stapten naar buiten en stonden daar ademloos stil.

‘Nou?’ vroeg Douwe nieuwsgierig.

‘Wat ruim!’ riep Milly uit. ‘Veel groter dan ik dacht.’

‘Kom, achterin staan een schommel en een zandbak. Ik weet niet of dat zand nog te gebruiken is, maar de schommel is zeker stevig genoeg.’

Even later gierde Fay het uit van plezier. Ze hield zich stevig met beide handjes vast, terwijl Jan-Jakob haar steeds een duwtje in de rug gaf.

‘Wat is dat?’ vroeg Milly, wijzend op een houten geval.

‘Konijnenhok. Achter dat schuurtje staat een kippenhok. Die dingen wilden we eigenlijk niet afbreken, tenzij jullie erop staan.’

Milly liep ernaartoe. Ze had geen verstand van bouwwerken, maar de hokken zagen er volgens haar goed bruikbaar uit. En al had Jan-Jakob net voor de grap gezegd dat ze kippen konden nemen, het was wel degelijk een wens van haar.

Ze zag het hier helemaal zitten. Dit was werkelijk haar droomhuis. Zo had ze het zich altijd voorgesteld. Ergens volkomen buitenaf met veel ruimte eromheen voor onder andere een groentetuin. Ze liep langs het kippenhok, zag nog een soort van schuurtje en bleef stilstaan voor het prikkeldraad. Tot zo ver reikte de tuin en van waar ze nu stond, had ze zicht op eindeloze velden. In de verte zag ze koeien lopen. Ze zuchtte van genot. Ja, dit huis moesten ze kopen.

‘Dit is een pruimenboom,’ vertelde Douwe die haar gevolgd was. ‘Ze zijn al bijna rijp, zie je. Ze zijn heerlijk om zo te eten, maar ook erg lekker als jam. Dat was mijn moeders hobby. Jam maken.’ Even gleed er een weemoedige blik over zijn gezicht. ‘Mijn vader heeft dit huis zelf gebouwd. Ze woonden aan de lange straat van Meederveld. Daar zijn ze allebei geboren en getogen. Onze opa had hier een stukje grond. Daar mocht niet op gebouwd worden, tot die mensen die vroeger op nummer 1 woonden, wel toestemming kregen om te bouwen. Toen was het hek van de dam en wilde iedereen hier bouwen. Opa vroeg ook toestemming en hij gaf de grond aan mijn vader, die trouwplannen had. En zo ontstond dit huis. De kavels zijn hier een stuk groter dan aan de hoofdstraat en binnen de kortste keren stonden hier een stuk of vijftien huizen. De gemeente schrok ervan en gaf een bouwverbod af. Dus er zullen waarschijnlijk nooit huizen bij komen. Het is een vreemd straatje, zo midden door de weilanden, maar het is een fantastische plek.’

‘Dat vind ik ook,’ zei Milly. ‘Wanneer zijn de huizen gebouwd?’

‘Eens zien, mijn vader is vijfentachtig geworden en hij was begin twintig toen hij trouwde. De huizen zullen een jaar of vijfenzestig zijn, dus van 1945 ongeveer. Ja, natuurlijk, van vlak na de oorlog.’ Douwe grijnsde. ‘Hoe kon ik dat vergeten. Mijn vader heeft zo vaak verteld hoe moeilijk het in die tijd was om aan alle bouwmaterialen te komen.’

‘Maar het is mooi geworden,’ zei Milly. ‘Ik hou van oude huizen, die hebben altijd veel meer sfeer dan nieuwe.’

Douwe draaide zich om en wilde teruglopen, maar blijkbaar schoot hem iets te binnen. ‘Je moet oppassen voor dit prikkeldraad. Nu staan de koeien in de verte, maar als daar het gras op is, heb je kans dat ze hier komen grazen. De boer wisselt dat telkens af. Als ze hier vlakbij lopen, staat er stroom op het prikkeldraad om te voorkomen dat ze de wei uit lopen. Als je het aanraakt, krijg je een schok.’

Milly keek hem geschrokken aan. ‘Kan Fay hier dan wel veilig spelen?’

‘Ik herinner me dat wij daar vroeger een afscheiding hadden met een hekje dat op slot zat. We konden op die manier de kippen niet plagen en niet bij het schrikdraad komen. Achter de zandbak, zeg maar. Zo kan je dochter veilig buiten spelen.’

‘Jaja, ik snap het. Dat moeten wij ook maar doen, want schrikdraad in de tuin vind ik doodeng.’

‘Het valt mee, hoor,’ zei Douwe monter. ‘Ik heb het weleens beetgepakt en er niets aan overgehouden. Maar je praat alsof het huis al van jullie is.’

Milly lachte. ‘Oké, laat ons even alleen.’

Douwe trok zich bescheiden terug, terwijl Jan-Jakob en Milly in de tuin waren en Fay nog heen en weer schommelde.

‘En?’ vroeg Jan-Jakob. ‘Moeten we nog iets bespreken?’

‘Wat mij betreft niet.’

‘Oké. Laten we onderhandelen. Eens zien of we wat van de prijs af krijgen.’

Haar ogen glunderden en Jan-Jakob moest gewoon een warme zoen op haar mond drukken. ‘Eindelijk,’ zei hij uitgelaten. ‘Eindelijk ons droomhuis gevonden.’