Verbroken

vriendschap

 

 

Naar Romans

 

Vanaf hun basisschooljaren waren ze hartsvriendinnen, Kerstin en Sylvia, maar zonder dat ze het wilden werd hun vriendschap verbroken.

Sylvia is nu 32, getrouwd met Erwin en moeder van Stijn (4) en Marijn (2). Ze heeft een leuke parttimebaan bij de schouwburg, waar ze eerst fulltime werkte. Ze is vooral heel gelukkig met haar gezin.

Kerstin (34) is sinds kort vestigingsmanager van het uitzendbureau waar ze al bijna vijftien jaar werkt. Ze heeft nog steeds geen relatie, wat ze jammer vindt, maar ze heeft wel succes in de politiek. Ze stelt zich verkiesbaar voor de gemeenteraad en wordt gekozen.

Bij alles wat ze doen, merken ze echter dat ze de ander missen. Vier jaar hebben ze elkaar niet gezien en niet gesproken. Maar hoe ze elkaar ook missen en hoe ze ook behoefte hebben aan een vriendin, ze vinden allebei dat de ander de eerste stap moet zetten.

   


Hoofdstuk 1

 

‘Je gaat niet op haar stemmen, hoor!’ siste Sylvia opeens fel tegen haar man.

Erwin keek verward op van de krant. ‘Eh?’

‘Ik zie toch dat je de regionale pagina zit te lezen.’

‘O?’

‘Doe maar niet zo onschuldig,’ zei Sylvia kattig. ‘Je weet best wie ik bedoel. Ik wil niet hebben dat je op haar stemt!’

Hij liet zijn blik over de pagina glijden om te zien over wie Sylvia het had. Al was dat niet nodig. Aan de klank van haar stem kon hij zo wel horen op wie ze doelde: Kerstin. Toen zag hij haar. Met twee mooie, bruine ogen keek ze hem vol vertrouwen aan. Het was een goede foto. Ze zag er alleen anders uit dan hij zich herinnerde. Haar haar was nu veel korter en het was rood, terwijl ze vroeger bruin haar had. Het stond haar goed, ze leek jaren jonger, maar dat zou hij maar niet hardop zeggen. ‘Haar partij is anders wel tegen de herindeling van onze gemeente en dat ben ik ook.’

‘Haar partij,’ riep Sylvia uit. ‘Wie noemt zijn partij nou OP? Dat slaat werkelijk nergens op. Stem OP. Stem op wie?, vraag ik me dan af.’ Haar stem klonk niet alleen cynisch, er klonk zelfs haat in door. Voor de zoveelste keer vroeg Erwin zich af hoe het toch mogelijk was dat twee vrouwen die zo’n vijfentwintig jaar met elkaar bevriend waren geweest elkaar zo konden haten. Hij begreep het nog steeds niet, maar ernaar vragen deed hij al lang niet meer. Ook nu voelde hij dat het beter was niet te reageren. Elk woord zou olie op het vuur zijn en hij had werkelijk geen zin in ruzie. Of hij nu voor of tegen Kerstin of haar partij was, Sylvia wist het toch zo te draaien dat hij het gevoel kreeg de verkeerde reactie gegeven te hebben. ‘Wanneer komt Hans Liberg eigenlijk?’ gooide hij het over een andere boeg. ‘Daar heb ik echt zin in.’

Maar de afleiding werkte niet. Bij Sylvia stonden duidelijk alle stekels overeind. Ze kon zich niet inhouden. ‘Dat korte, rode haar staat ook voor geen meter. Zeker een poging om er jonger uit te zien.’

Erwin zuchtte, maar verborg zijn gezicht achter de krant.

‘En dat er staat dat ze vestigingsmanager is, is gewoon gelogen!’

‘Dat kun je niet weten.’ Erwin beet zich op de lippen. Nu was hij was er toch ingetuind en had hij iets gezegd over Kerstin gezegd. Hij liet de krant zakken en keek naar zijn vrouw, die haar blik op de televisie gericht had. Haar hele houding toonde woede en haat. ‘Meisje...’ zei hij zacht, om haar tot andere gedachten te brengen. ‘Trek het je toch niet zo aan!’

Ze draaide haar hoofd, keek hem met felle ogen aan en opende haar mond. Maar voordat ze iets zei, begon ze te glimlachen. ‘Je hebt gelijk, sorry. Ik laat mijn avond niet door haar verpesten en de sfeer tussen ons ook niet! Ze heeft de vriendschap tussen haar en mij kapotgemaakt, maar ze mag natuurlijk nooit tussen jou en mij komen.’

Erwin haalde opgelucht adem. Een echte uitbarsting leek voorkomen. Zou hij nog een keer over Hans Liberg beginnen of...?

De beslissing werd hem echter uit handen genomen, want Sylvia zapte naar een ander televisieprogramma en leek daarmee haar aandacht te verplaatsen.

Toch was haar geïrriteerde bui nog niet over. ‘Kijk,’ zei ze vrij fel en ze wees naar de televisie. Erwin zag dat het een aflevering van CSI: Miami was. ‘Dat vind ik dus echt belachelijk. Die hoge hakken waarop die vrouw loopt en die spierwitte kleren. Wie gaat er nou met witte kleren naar een plaats van delict? Moet je zien. Het hele gebouw is afgebrand en zij stapt vrolijk op haar hoge hakken met die hagelwitte broek door de asresten heen. Belachelijk toch?’

Erwin moest inwendig lachen en had tegelijk bewondering voor Sylvia. Ze was haar agressie nog niet kwijt en moest duidelijk nog wat spuwen, maar op deze manier voorkwam ze wel dat zij samen ruzie kregen. ‘En dat ze ook altijd bloot gekleed zijn,’ hielp hij haar. ‘Natuurlijk kijk ik daar graag naar, maar dat is dus iets wat ík belachelijk vind. Een boef arresteren, terwijl die zo in je decolleté kan kijken. Ik heb bij ons nog nooit een rechercheur gezien die er zo bij loopt.’

‘Precies!’ riep ze opgetogen uit. ‘En knap dat al die vrouwelijke rechercheurs zijn. Qua uiterlijk dus. Ook abnormaal! De hele serie is belachelijk!’

‘Maar wel spannend,’ waagde hij het te zeggen.

‘Oké, je hebt gelijk. Alleen heb ik het begin gemist en dan snap ik van de rest meestal niets meer. Dus ik ga koffiezetten.’ Sylvia kwam overeind en verdween de huiskamer uit. Erwin las zo snel mogelijk de tekst door onder het kopje Even voorstellen... Kerstin Peper. Hij wilde in elk geval op de hoogte zijn van de mensen die zich kandidaat stelden voor de gemeenteraadsverkiezingen in hun eigen gemeente en van de standpunten van die partijen. Daarna legde hij de krant op de krantenbak om ook televisie te gaan kijken.

Sylvia kwam de kamer weer in met twee mokken dampende koffie. ‘Wil je er iets bij?’ vroeg ze alsof er geen onvriendelijk woord gesproken was.

‘Nee, dank je, ik zit nog vol van het eten.’

Ze knikte, had blijkbaar hetzelfde idee, want ze ging weer zitten met een mok in haar handen, haar ogen gevestigd op CSI. ‘Hans Liberg komt pas over een maand,’ zei ze.

Erwin grijnsde. Ze had hem dus wel gehoord.

‘Maar ik heb de kaartjes besteld en...’ – ze keek hem warm aan – ‘ik heb ook een tafeltje in het restaurant gereserveerd.’

‘Wow, dat wordt dus echt een fantastisch avondje uit. Nu maar hopen dat moeder op de kinderen wil passen.’

 

Dat wilde Ria Demmers, de moeder van Erwin wel. Ze kwam de volgende dag langs voor een kopje koffie, al vermoedde Sylvia dat ze uitsluitend voor haar kleinkinderen kwam. ‘Ik wil altijd wel oppassen!’ zei ze opgewekt. ‘Het zijn zulke schatten! Ik ben blij dat ik weer eens een poos met hen kan spelen, samen eten, ze in bed stoppen. Jammer dat het nog een maand duurt!’ Het klonk echt positief, toch gleed er een vleugje verdriet over haar gezicht.

Sylvia zag het. ‘Wat is er, Ria?’ Ze had vanaf het begin Ria tegen haar gezegd. Ria hield niet van het woord ‘mevrouw’ en werd graag met haar voornaam aangesproken. Toen Sylvia met Erwin trouwde en Ria haar schoonmoeder werd, bleef ze haar Ria noemen. Ria zelf protesteerde daar niet tegen en op de een of andere manier had Sylvia er moeite mee om ‘moeder’ tegen haar te zeggen. Misschien omdat ze dat al tegen haar eigen moeder zei? En ‘mamma’, ‘ma’ of ‘moe’ vond ze helemaal niets. Dus was het Ria gebleven.

‘Ach...’ Ria zuchtte zachtjes. ‘Ik wil eigenlijk ook wel weer eens een avondje naar de schouwburg, maar het komt er nooit van.’

‘Ik wist niet dat je dat wilde.’ Sylvia was oprecht verbaasd. ‘Dat heb je nog nooit gezegd!’

Ria haalde haar schouders op.

‘Maar dat is toch vreemd?’ vond Sylvia. ‘Sinds je me kent, en dat is inmiddels ruim zes jaar, werk ik al bij schouwburg De Kunst, en nooit heb je gezegd dat je daar belangstelling voor had. Het leek soms zelfs wel precies het tegenovergestelde. In het begin vertelde ik je wel van mijn werk, maar je leek niet zo geïnteresseerd. Dus op een bepaald moment ben ik ermee gestopt om over mijn werk te praten.’

Ria trok een grimas en zuchtte vervolgens diep. ‘Het is ook niet gemakkelijk om toe te geven dat je jaloers bent.’

‘Jaloers?’ Sylvia keek haar verbaasd aan. ‘Wat bedoel je? Jij? Op wie dan?’

‘Ik, ja. Op jou en Erwin.’

‘Leg uit.’

‘Oma, oma!’ De tweejarige Marijn vond duidelijk dat oma en mamma lang genoeg met elkaar hadden zitten praten en trok nu aan oma’s broek.

‘Ach, schatje,’ zei oma Ria vertederd en ze tilde de jongen bij haar op schoot. ‘Het is ook wel stil in huis, hè, nu Stijn op school zit.’ Ze keek haar schoondochter aan. ‘Mist hij zijn broertje, of merk je dat niet?’

‘De eerste week wel, maar hij lijkt er nu toch wat aan te wennen. Hij gaat over twee weken zelf naar de peuterspeelzaal.’

‘Dat is ook zo.’ Ria knikte. ‘En Stijn? Bevalt het hem?’

‘Hij vindt het alleen maar geweldig. Hij voelt zich groot, weet je. Het wordt ook al een echt mannetje.’

‘Marijn ook dinken,’ zei hij en hij trok aan oma’s arm.

Sylvia schoof hem zijn tuitbekertje toe, dat voor hem klaarstond, maar Marijn schudde hard met zijn hoofd. ‘Oma doen,’ zei hij.

Ria glimlachte en drukte een kus op de blonde haartjes van haar kleinzoon. Ze hield het bekertje voor zijn mond. Hij dronk er gulzig uit, greep haar het bekertje uit handen en zette het met een knal op tafel.

‘Zo, meneer is klaar?’ vroeg oma lachend.

‘Oma pelen.’

‘Oma komt zo met je spelen, als ik mijn koffie op heb.’ Ze zette Marijn op de vloer en pakte haar kopje. Over de rand keek ze Sylvia aan. ‘Ab en ik zijn vroeger erg vaak naar de schouwburg geweest. Ik heb er zelfs een plakboek van gemaakt. Talloze heerlijke avonden hebben we zo samen gehad. Samen en met anderen, want Ab en ik gingen niet altijd met zijn tweeën. Toen moesten we verhuizen vanwege Abs werk en daar kreeg hij het zo druk, en ik wist niet waar de schouwburg was. Nou ja, dat is onzin natuurlijk, maar ik bedoel: de stad was onbekend, ik voelde me er niet echt thuis. Dat heeft wat jaren geduurd en plotseling was Ab er niet meer en stond ik er alleen voor. Erwin was elf toen zijn vader overleed en zijn twee zussen nog jonger. Ik vond niet dat ik ’s avonds uit kon gaan. Ze waren hun vader al kwijt, ik moest in elk geval thuis zijn. Van het een kwam het ander. Ik ben nooit meer naar de schouwburg geweest. Ik wist niet met wie ik zou moeten gaan. Ik ben wel lid geworden van clubs. Dat was beter. Zo kreeg ik wat sociale contacten, die je toch hard nodig hebt. Maar ik geloof niet dat er iemand bij zit die ik mee zou willen hebben naar de schouwburg.’

‘Maar hoezo dan jaloers?’ vroeg Sylvia.

‘Omdat jullie wél iemand hebben om mee te gaan. Belachelijk natuurlijk en ook erg oneerlijk. Ik heb zelf toch ook iemand gehad en ben vaak genoeg geweest. Bovendien gun ik het Erwin van harte. Ik vind het heerlijk voor hem dat hij iemand heeft om dezelfde dingen mee te doen als Ab en ik graag deden. Dus ik zat gewoon wat met mijn eigen gevoelens in de knoop als jij het over je werk had. Sorry dat ik een verkeerde indruk gegeven heb.’

‘Geeft niets. Hier is wat aan te doen! Ik zorg dat je een programma krijgt van het lopende seizoen. Dan kun je bekijken of er iets voor je bij zit en wie weet, wil Erwin of ik dan wel met je mee!’

‘Dat klinkt leuk. Wordt het trouwens niet de hoogste tijd om Stijn van school te halen?’

Sylvia grijnsde. ‘Daar komt de aap eindelijk uit de mouw. Je bent hier niet voor mij, maar voor je kleinkinderen.’

 

Op datzelfde moment zat Kerstin Peper op haar werk. In de rechterbovenla van haar bureau lag de pagina uit de krant met haar foto en het artikel over haarzelf en over hoe ze ertoe gekomen was zich kandidaat te stellen voor de gemeenteraad. Van tevoren had ze niet geweten dat ze er een foto bij wilden plaatsen, maar toen er opeens een fotograaf bij haar stond op het uitzendbureau waar ze werkte, was ze maar wat blij dat ze twee dagen daarvoor naar de kapper was geweest en haar haren eindelijk dat rode kleurtje had laten geven dat ze al zo lang wilde, maar eerst niet durfde.

Kerstin was er trots op dat er zo’n stuk over haar geschreven was en had het daarom meegenomen naar haar werk om het haar collega’s te laten zien. Maar dat was totaal niet nodig gebleken. Ze hadden het zelf al gelezen en waren ’s ochtends meteen spontaan op haar af gekomen om te vertellen hoe leuk ze het vonden haar in de krant te zien. ‘Goeie tekst. Leuke foto,’ hadden ze door elkaar heen geroepen, en Kerstin had geglunderd. Ze was vooral ook blij dat haar collega’s er zo positief tegenaan keken, want als ze eenmaal echt in de gemeenteraad gekozen zou zijn, zou dat nog meer tijd gaan kosten dan de politiek nu al van haar vroeg, en ze hoopte dan wel op medewerking. Natuurlijk zouden ze voornamelijk ’s avonds vergaderen, maar Kerstin wist dat ze ook overdag dingen moest regelen, zeker telefonisch. En dat zou dus onder werktijd moeten.

Ze bekeek uitgebreid de nieuwe vacatures die zojuist binnen waren gekomen. Met één vacature was haast. Die werkgever wilde liefst vandaag nog een uitzendkracht. Daar moest Carla maar voor zorgen. Kerstin keek op, maar zag dat Carla telefonisch in gesprek was. Dus stuurde ze een mailtje om haar op de vacature te wijzen. Normaal zou ze het zelf doen, maar vandaag was alles anders. De eerste werkgever die ze die dag gebeld had, begon meteen over politiek te praten. De man had duidelijk het artikel over haar gelezen. Ook de eerste drie mensen die op het uitzendbureau waren gekomen, hadden haar in de krant herkend. Het was een heerlijk gevoel, maar het maakte haar toch wat onrustig en daarom was het beter dat Carla de haastklusjes vandaag deed, dacht ze.

‘Stem OP. Stem op Kerstin.’

Ze keek op van de computer en zag twee ondeugende, donkerbruine ogen, die haar olijk aankeken.

‘Dus toch familie van Bram? Altijd al gedacht.’ De man keek haar grijnzend aan, trok de stoel die tegenover haar bureau stond, een eindje opzij en ging zitten. ‘Maar even serieus: leuk artikel. Jammer dat ik niet in jouw gemeente woon, anders had ik beslist op je gestemd. En wanneer gaan we nou eens samen uit eten?’

Kerstin schudde haar hoofd. Roel mocht dan joviaal doen en vrolijk, ze was hem eigenlijk meer dan zat. Erg origineel was het immers niet om te zeggen dat ze familie was van Bram Peper. Dat had ze haar hele leven al gehoord, helemaal toen ze inderdaad de politiek in ging, waar iedereen hem van kende. En dat Roel op haar gestemd zou hebben, was ook totaal niet origineel. Verder was dit al zeker de twintigste keer dat hij haar mee uit eten vroeg en ze had al die vorige keren geweigerd. Hij was haar veel te oud. Zelf was ze nu vierendertig en van hem wist ze dat hij de vijfenvijftig al gepasseerd was. Ze viel niet op mannen die zo veel ouder waren! Had hij een bord voor zijn kop? ‘Je kent het antwoord, kan ik verder nog iets voor je doen?’ Ze keek hem zo zakelijk mogelijk aan.

Roel zuchtte theatraal. ‘Kerstin, je weet niet wat je laat lopen!’

Daar zat ze dus al helemaal niet op te wachten. Mannen die zo zelfverzekerd en arrogant waren, kon ze missen als kiespijn. Ze keek hem vragend aan, tikte ondertussen ongeduldig met haar balpen op het bureau.

‘Oké, ik begrijp het, maar ik vind je nu eenmaal een mooie vrouw, dus je kunt het me niet kwalijk nemen dat ik blijf vragen.’

‘Ik zit hier alleen maar om je van personeel te voorzien.’

‘O, o, wat zijn we weer zuinigjes vandaag. Kerstin, begrijp dan dat ik je leuk en interessant vind!’

‘Roel, dat begrijp ik al jaren. Ik voel me ook erg gevleid. En zeker vind ik jou ook interessant, maar ik wil niets met je. Dus kunnen we nu dan alsjeblieft tot zaken komen?’ Ze wist dat ze zich moest inhouden. Hij was immers een van hun grootste werkgevers. Ze kon het zich niet permitteren die te verliezen, maar daarom hoefde ze toch nog niet met hem uit eten te gaan? Althans, niet zoals hij het wilde. Als een privéuitstapje, een soort van date.

Hij legde een vel papier op haar bureau, schoof het naar haar toe.

‘Zo...’ Ze viel even stil bij het zien van de lange lijst met vacatures. ‘Heb je al die mensen nodig?’

‘Helemaal niet. Ik zoek alleen voldoende smoezen om met jou in contact te komen.’

Ze keek hem aan en wist niet of hij het meende. Als intercedent bij een uitzendbureau had je een goede mensenkennis nodig en ze was er altijd prat op gegaan dat ze die ook had, maar bij Roel stond ze af en toe voor raadsels. Natuurlijk wist ze dat hij zeer geregeld gebruik van hen maakte en dat hij inderdaad vaak mensen tijdelijk nodig had, maar deze lijst was wel onverwacht lang.

‘Het gaat goed met de economie, meisje,’ zei hij, alsof hij haar gedachten kon lezen. ‘De recessie is voorbij. Ook wij krabbelen weer overeind en krijgen steeds meer opdrachten en hebben dus steeds meer personeel nodig. Maar wijs geworden uit ervaring, gaan we niet meteen iedereen maar voor vast aannemen. Dus werk aan de winkel voor jou, Kerstin. Wanneer kan ik de eerste sollicitanten verwachten?’

‘We gaan hier onmiddellijk mee aan de slag en je hoort vanmiddag in elk geval nog iets van me. Heb je ze in volgorde van belangrijkheid neergezet? Ik bedoel: degenen die je het dringendst nodig hebt, staan die bovenaan?’

Hij knikte en kwam overeind. Iets van de glans in zijn ogen was verdwenen. Kerstin zag het en begreep het. Dit vel papier had hij heus niet persoonlijk hoeven brengen. Hij was directeur en had mensen genoeg in dienst die het konden brengen of, wat natuurlijk nog logischer was, konden mailen. Maar hij had toch werkelijk opnieuw de hoop en verwachting gehad dat ze ja zou zeggen op zijn verzoek. Daarom was hij persoonlijk gekomen. Wat sneu toch eigenlijk. Een man met zo’n functie, met een vermoedelijk riant inkomen en een dito huis, en hij liep nu al jaren achter haar aan, alsof hij niemand anders kon krijgen en zij bleef nee zeggen. Even voelde ze medelijden met hem. Ze glimlachte toegeeflijk. ‘We gaan hier echt direct mee aan de slag, Roel.’

‘Hm,’ zei hij, en zijn olijke ogen kwamen weer terug. ‘Zeg, ik kan natuurlijk nog snel naar jouw gemeente verhuizen, dan kan ik op z’n minst op je stemmen, als ik dan niet met je eten mag.’

Hoofdschuddend keek ze hem na. Sneu. Dat was het woord dat goed bij hem paste. Zo’n zelfverzekerde man en toch sneu en zielig. Er ontsnapte haar een diepe zucht, want, zo bedacht ze plotseling tot haar grote schrik: kon je van haar niet exact hetzelfde zeggen? Dat ook zij, Kerstin Peper, sinds drie maanden manager van deze uitzendvestiging, kandidaat voor de lokale politieke partij Onze Partij, met een leuk, vlot uiterlijk, toch nog steeds geen man gevonden had die bij haar paste, en dat ze ondanks haar intelligentie en aantrekkelijke verschijning nog steeds een alleenstaande vrouw was.

Ze haastte zich overeind. Dit mocht niet gebeuren. De vreugde over het krantenartikel wilde ze niet laten overschaduwen door trieste gevoelens. Ze was net nog zo blij en trots. Dat wilde ze blijven. ‘Carla, Annemiek, Leon,’ riep ze door de kantoorruimte. ‘Over vijf minuten vergaderen.’ Ze had in de gauwigheid gezien dat Roel drieëntwintig mensen wilde voor zijn bedrijf. Daar moesten ze wel even voor overleggen. Wie deed wat en wanneer? Plotseling voelde ze het juiste bloed weer door haar aderen stromen. Het bloed waardoor ze vestigingsmanager geworden was. Het organisatiebloed, waar ze normaal zo veel van had en dat haar ook in de politiek zo goed van pas kwam. Ze lachte. Nee, Roel, jammer voor jou en zeker ook jammer voor mij dat ik nog steeds geen leuke relatie heb, maar zo snel ga ik niet in de put zitten. Ik ga gewoon vrolijk verder!