Terug

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Naïef

Vandaag is het exact vijftig jaar geleden dat ik zomaar door de week een ijsje kreeg. Nú lijkt dat misschien de normaalste zaak van de wereld, maar toen was het heel speciaal.  ‘Vanmiddag zijn jullie vrij,’ zei mijn vader bij het ontbijt, ‘dan krijgen jullie een ijsje.’ Het was woensdag, dus dat we vrij waren, klopte. Maar een ijsje? Verbaasd vroeg ik: ‘Waarom?’ Hij zei: ‘Omdat vandaag de zomer begint.’

Ik werd er helemaal blij van en de hele morgen op school dacht ik eraan en terwijl we terugliepen van de lagere school naar huis, hadden we (mijn zusjes en ik) het er uitgebreid over. Dat moeder ’s morgens niet bij het ontbijt aanwezig was geweest omdat ze zich niet goed voelde, aldus vader, vonden we wel raar, maar daar hadden we het niet over. Alles draaide om dat ijsje, want wanneer hadden er voor het laatst een gehad? Nee, dit is niet zielig bedoeld. Vroeger was dat gewoon zo. Bijna niemand kreeg zomaar een ijsje. Daar had niemand het geld voor. De meeste gezinnen waren grote gezinnen en in die tijd had nog bijna niemand het breed. Eén glaasje ranja per week, één snoepje per week en één, hooguit twee ijsjes per jaar. We klaagden niet, het was gewoon zo en we waren best tevreden. Zomaar een ijsje, dat maakte van 21 juni 1961 wel een heel bijzondere dag.

We kwamen thuis. Moeder was niet in de kamer. Vader was er wel. En een vreemde mevrouw. ‘De kraamhulp,’ stelde vader haar voor, maar wij dachten alleen aan dat ijsje. Toen kwam de aap uit de mouw. ‘Jullie krijgen dat ijsje niet omdat het zomer geworden is,’ zei vader heel serieus, ‘maar omdat jullie er weer een zusje bij hebben.’

Ik was perplex. Ik wist van niets. Ik was de oudste en ik wist het niet. Terwijl onze vader het wel wist, want hoe kon hij anders een ijsje beloven als het niet vanwege de zomer was. Ik voelde me genomen. Ik vond dat hij het me had moeten zeggen. Maar ja, daarover werd toen niet gepraat. En ik had het niet begrepen. Zo naïef was ik. Nu kan ik er wel om lachen. Om mijn eigen naïviteit dus. Dat ik niet begreep waarom moeder in bed bleef liggen. Maar wat wisten wij toen? En veel wijzer werden we ook niet gemaakt destijds. Tien was ik. Ik had al vijf zusjes. Dit was mijn zesje zusje en het zevende kind in ons gezin, maar van de bloemetjes en de bijtjes wist ik nog niets, laat staan dat ik iets wist over bevallen. Daar moet je nu eens om komen. “De hoed en de rand” worden er haast met de paplepel in gegoten.

Maar goed, het ijsje kwam er en elk jaar als de zomer begint denk ik eraan en probeer ik een ijsje te eten. Nee, niet vanwege de zomer, maar vanwege mijn zus. (Gefeliciteerd, zus!) En elk jaar lach ik er weer om hoe heerlijk naïef ik toen was.

 

21 juni 2011

 

 

Terug