Terug

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

High

'Heb je al een Lophophora williamsii?' is het enige wat er in de mail van mijn zus staat. 'Nee', is mijn nog kortere antwoord. Deze voor anderen misschien wat cryptische correspondentie is voor mij echter voldoende om opgewonden te raken. Dit kan niet anders dan om een cactus gaan. Die verzamel ik namelijk sinds ik een kas heb en die worden haast altijd bij de Latijnse naam genoemd. Bovendien ben ik ninja jarig en weet ik dat zij komen wil.

Ze heeft vijf cadeautjes bij zich, maar niet een dat op een cactus lijkt. Ze feliciteert me enthousiast en steekt me een doosje van 15 bij 20 centimeter toe. 'Voorzichtig uitpakken,' zegt ze en dat doe ik. Plakband met het taartvorkje losgescheurd en dan het doosje open. Ik zie uitsluitend stukjes piepschuim en graaf er voorzichtig in. Dan zie ik hem: een kleine donkergroene knolvormige cactus.

Ik haal hem eruit en bekijk hem. Hij ziet er leuk uit, maar in plaats van stekels heeft hij pluisjes. 'Dus dat is nou een Lophophora williamsii,' zeg ik verheugd. 'Je was anders wel erg bang dat ie kapot ging tijdens je reis.' 'Dat heeft de winkelier gedaan,' vertelt ze. 'Dan moet ie wel heel bijzonder zijn,' vind ik. 'Is ie ook!'

'En dat de verkoper wist hoe hij heette,' zeg ik verrast. 'Dat weten ze bijna nooit in bloemenwinkels.' 'Ik was ook niet in een bloemenwinkel.' En ze vertelt dat ze een cactus in een etalage zag staan. Ze dacht meteen aan mij en mijn verjaardag en stapte naar binnen. Teleurgesteld zag ze dat de keus zeer beperkt was. Ze hadden slechts een soort cactus en trouwens ook geen andere planten. Wel wat paddenstoeltjes, kweekbakjes en zaden.

'Wat was dat dan voor een winkel?' vraagt mijn moeder verbaasd. Zus lacht geheimzinnig, vertelt dat de winkelier de cactusnaam voor haar opschreef en zij naar huis, mailtje gestuurd, antwoord gekregen en weer terug naar de winkel: 'Mijn zus heeft hem nog niet.' 'Dat dacht ik wel,' zei de verkoper en pakte hem dus zorgvuldig in.

's Avonds vertel ik het verhaal aan mijn zoon. Hij onderbreekt me haast direct en roept: 'Was ze in een growshop?' Ik sta paf. Ik ken het woord niet, maar het past precies bij de inhoud van de winkel. Je kon er namelijk van alles kopen om zelf drugs te kweken. Want ja, mijn cactus is een drugscactus. Je kunt er high van worden! Over tien jaar kan ik er peyotethee van maken en wegzweven – dan haal ik mijn inspiratie uit de kas.

Mijn zoon lacht. Zijn tante in een growshop en zijn moeder binnenkort in highere sferen. Hij ziet het helemaal voor zich.

Even maak ik me zorgen omdat hij het woord growshop wel kent, dan weet ik het weer: hij is een kind van deze tijd en ik loop weer eens hopeloos achter.

Maar als ik over tien jaar weer jarig ben, kan ik op high tea trakteren – hoewel dat dan wel niet meer in zal zijn.

 

27 juli 2009

 

Terug