HOOFDSTUK 1

                                                                                                                Terug

 

Vivian sloeg de televisiegids dicht en zette de televisie uit. Ze hadden net naar het achtuurjournaal gekeken, maar verder zag ze niets leuks in de gids staan. Allemaal herhalingen, dacht ze. Ik wil iets nieuws! Ze keek naar Jan-Paul, haar man. Hij had blijkbaar ook geen belangstelling meer voor de televisie, want hij zat verstopt achter de krant, waar hij eerder die dag nog geen tijd voor gehad had. Ze besloot een boek te gaan lezen. Ze had er een paar liggen waar ze nog niet aan toe gekomen was. Misschien was dit een geschikte avond om eindelijk eens te zien wat voor boeken ze nu precies van Jan-Paul gekregen had. Eigenlijk had ze nog wel strijkgoed liggen, maar ze voelde zich te moe om naar boven te gaan en een uurtje te strijken. Ze had een drukke dag achter de rug. Op haar werk was het zwaar geweest. Vivian was verpleegkundige en er waren die dag een paar nieuwe patiënten tegelijk op haar afdeling gekomen. Een nieuwe patiënt kostte altijd extra energie, dus laat staan een paar tegelijk. En thuis was het ook niet van een leien dakje gegaan. Hun jongste leek zich niet lekker te voelen en Vivian had extra tijd aan haar besteed. Maar nu lagen ze allebei in bed en sliepen ze, want Vivian had net zo lang voorgelezen tot ze in slaap gevallen waren.

Ze wilde juist opstaan om koffie in te schenken en een boek te pakken, toen ze Jan-Paul vanachter de krant hoorde vragen: ‘Zal ik koffie inschenken?’

‘O, graag.’

Ze dronken altijd koffie direct na het journaal. Als Jan-Paul thuis was tenminste, want dat was hij lang niet altijd. Ook hij had een drukke baan. Maar vanavond was hij er en dus hadden ze het journaal samen gezien en was het nu tijd voor koffie.

‘Alsjeblieft,’ zei hij. Hij zette beide kopjes neer.

‘Dank je.’ Vivian stond op en liep naar de boekenkast, bekeek de titels van de nieuwe boeken en pakte er een uit de kast. Ze wierp even een blik op de tekst op de achterkant van het boek en besloot dat ze dit boek zou proberen.

Ze ging weer zitten, reikte naar haar koffie, en terwijl ze het kopje naar zich toe haalde om er een slok van te nemen, zag ze vanuit haar ooghoek dat Jan-Paul de krant liet zakken.

‘Vivian?’ vroeg hij.

Ze keek hem vragend aan.

‘Wat zeg je ervan als we eens samen, met zijn tweetjes, een weekend weggaan?’

Het kopje, dat net nog tussen de tafel en haar mond gezweefd had, viel in stukken uiteen op de plavuizen vloer. Koffie spatte alle kanten op en ze zag bruine vlekken op de pijpen van haar spijkerbroek verschijnen. Wat ze ook verwacht had, deze vraag niet. Wat ze ook had kunnen bedenken dat hij zeggen of vragen wilde – dit niet. Niet meer. Ze kwam gehaast overeind en liep naar de keuken om een vaatdoek te halen. Terwijl ze op haar knieën zakte om de vloer schoon te maken, vlogen haar gedachten als razende door haar hoofd. Hoe lang had ze op deze vraag gewacht? Twee jaar? Drie jaar? Vier? Hoe lang geleden was het dat ze zelf zo graag een weekend met hem had weg gewild? En nu opeens kwam hij met die vraag?

‘Een gezellig, romantisch weekend, alleen jij en ik?’ voegde Jan-Paul er voor de duidelijkheid aan toe.

Ze merkte dat ze over haar hele lichaam trilde, terwijl ze de scherven bij elkaar zocht en de koffiespatten met de vaatdoek verwijderde.

‘Vivian? Dat was toch wat je wilde?’ vroeg Jan-Paul haar zacht, haast smekend.

Ja. Dat was exact wat ze wilde.

Ze kwam met moeite overeind, pakte de scherven en liep ermee naar de keuken. Daar zakte ze op een stoel neer en liet ze haar gedachten de vrije loop.

 

**

 

Acht jaar waren ze nu getrouwd, Jan-Paul en zij. En het was negen jaar geleden dat ze elkaar ontmoet hadden.

Vivian werkte in het Adriana Ziekenhuis, een groot academisch ziekenhuis, waar niet alleen “gewone” patiënten lagen, maar ook gevangenen uit de nabijgelegen penitentiaire inrichting. Die kwamen natuurlijk op een gesloten en bewaakte afdeling te liggen en het was onder anderen Vivian die daar werkte.

Op een dag liep ze over de gang, in de richting van die gesloten afdeling, toen ze Jan-Paul zag staan. ‘Ben je verdwaald?’ vroeg ze vriendelijk.

‘Nee, ik was op zoek naar jou.’

Ze voelde direct haar hart sneller slaan. Jan-Paul had een auto-ongeluk gehad en was na een operatie op haar afdeling gekomen. Ze had hem meteen erg leuk gevonden. Hij was intelligent, aantrekkelijk en bijzonder innemend. Maar ja, het was verpleegkundigen niet toegestaan iets met een patiënt te beginnen. Ze had dan ook gedaan alsof hij haar niets deed. Tot hij dus onverwachts voor haar stond in de verder verlaten gang. Ze voelde dat ze bloosde en aan zijn bruine ogen zag ze, dat hij dat zag.

‘Wat is dat voor een afdeling?’ Hij knikte met zijn hoofd in de richting van de gesloten zaal. Een beveiligingsbeambte stond strak in het gelid voor de deur. Ze glimlachte. ‘Dat gaat je niets aan. Kom, ik breng je terug naar je eigen afdeling.’

‘Zijn er afdelingen waar ik niet mag komen?’ vroeg hij verrast.

‘Inderdaad. Kom.’ Ze pakte hem bij zijn elleboog en wilde hem terugbrengen naar zijn zaal.

‘Dat vind ik vreemd,’ vond hij. ‘Kijk, als er mensen met besmettelijke ziekten liggen, oké, dan heb ik er begrip voor, maar met een agent voor de deur? Dat vraagt om vragen. Dus vertel op.’

‘Oké, er ligt een gevangene, dat is alles,’

‘Een gevangene? Een crimineel?’ Hij keek haar vol bewondering aan. ‘En die verzorg jij?’

‘Natuurlijk, het zijn ook mensen.’

‘Ja, maar wat voor,’ zei Jan-Paul. Hij leek diep onder de indruk van Vivian en ze voelde dat ze ervan groeide.

‘Wat heeft hij gedaan?’

‘Dat weet ik niet en al zou ik het weten, dan vertelde ik je dat nog niet. Kom, Jan-Paul, je hebt hier niets te zoeken.’

‘Wel waar. Ik zei toch dat ik jou zocht.’

Vivian keek hem vriendelijk aan. Ze deed haar best professioneel te blijven, maar dat was moeilijk tegenover zo’n charmante man. ‘En waarom?’ vroeg ze.

‘Omdat ik morgen naar huis ga en ik wilde je uitnodigen voor een dinertje, morgenavond. Lijkt je dat wat?’

Nu klopte haar hart nog sneller. ‘Leuk,’ zei ze opgetogen. ‘Maar morgenavond kan ik niet, dan heb ik dienst. Overmorgen, is dat ook goed?’

‘Wanneer jij wilt,’ zei hij blij en liet zich vervolgens als een mak lammetje naar zijn eigen zaal terugbrengen.

Het werd een heerlijk diner en tevens het begin van hun relatie. Collega’s die erachter kwamen benijdden haar om hem. Ook zij hadden hem een aantrekkelijke patiënt gevonden. Zelfs Olga, haar harstvriendin en collega, vond dat ze enorm bofte met zo’n knappe man. ‘Het is dat ik getrouwd ben,’ had ze lachend gezegd, ‘maar anders wist ik het wel!’

Een jaar later trouwden Vivian en Jan-Paul, en Vivian voelde zich de gelukkigste vrouw op aarde. Hij was zo attent en meelevend, hij was lief en behulpzaam. Een betere man had ze zich niet kunnen wensen. Het enige wat ontbrak aan haar feestelijke huwelijksdag, dat waren haar ouders, die drie jaar daarvoor overleden waren tijdens een ongeluk in Spanje, waar ze op vakantie waren.

‘Wat is er?’ vroeg Jan-Paul haar tijdens de huwelijksreceptie in een goed, en duur restaurant.

Ze glimlachte en voelde zich warm worden doordat hij aan haar gezien had dat ze even somber was. ‘Ik mis mijn ouders. Ik had zo graag mijn moeder willen vertellen over jou. Wat zou ze blij voor me zijn geweest dat ik jou ben tegengekomen. Vroeger droomde ik ervan dat ik samen met haar mijn trouwjurk uit zou kiezen.’

‘Ze had deze zeker heel mooi gevonden,’ vond hij. ‘Ik heb ook nog nooit eerder zo’n mooie bruid gezien.’ Teder streek hij een blonde lok weg uit haar gezicht. Het was zo’n lief gebaar, dat ze haar ouders op slag vergat en haar lippen op de zijne drukte.

’Toch geen spijt?’ fluisterde Olga haar opeens in het oor.

‘Spijt? Waarvan?’ Vivian keek verbaasd op.

‘Dat je getrouwd bent vandaag. Je keek zo somber.’

‘Ach, mijn ouders, weet je. Ik miste ze.’

‘Dat kan ik me voorstellen, ja. Sorry, dat ik daar zelf niet aan dacht. Maar denk je ook niet dat ze van bovenaf alles zien en blij voor je zijn?’

Vivian keek haar warm aan. ‘Ik hoop het.’

‘En je moeder is vast apetrots,’ vond Olga. ‘Je bent zo mooi!’

‘Dank je,’ zei ze nu weer stralend. ‘O, daar is Tamara. Hoi zus, wat is er? Je ziet bleek.’

‘Ik ben misselijk,’ zei Vivians zus.

‘Misselijk?’

‘Ja. Sinds het eten. O, sorry, daar bedoel ik niets mee.’ Tamara glimlachte voorzichtig. ‘Ik weet niet wat ik heb. Misschien krijg ik buikgriep, maar ik wil graag naar huis. Het is nog twee uur rijden voor we er zijn. Ik hou het niet langer vol hier.’

‘Joh, wat vervelend voor je,’ vond Vivian en ze kwam overeind, tilde haar wijde, lange rok op en stapte op haar zus af. ‘Als je je niet lekker voelt, moet je weggaan. Dat begrijp ik. Het was al heerlijk dat je er de hele dag bij was.’

‘Ben je mal? Dat had ik toch niet willen missen! Mijn enige zus die gaat trouwen.’ Ze sloegen hun armen om elkaar heen en hielden elkaar even stevig vast. ‘Mamma zou zo gelukkig geweest zijn vandaag,’ fluisterde Tamara in haar oor. ‘Je bent de mooiste bruid die ik ooit gezien heb.’

‘Nietes,’ zei Vivian met tranen in haar ogen. ‘Dat was jij.’

Ze lieten elkaar weer los, keken elkaar nog even warm aan, maar Bas, de man van Tamara, pakte Vivian beet om ook afscheid te nemen.

‘Goede reis, hoor, en beterschap!’ riep Vivian haar nog na.

Bij de deur stond Tamara stil, draaide zich om en riep dwars door de zaal: ‘En fijne wittebroodsweken!’

 

Vivian en Jan-Paul hadden samen een mooi huis in een nieuwbouwwijk gekocht. De hypotheeklasten waren vrij hoog, maar als ze allebei bleven werken, moest het kunnen. Vivian had altijd zuinig geleefd en omdat ze al een paar jaar gewerkt had voor ze op haar zesentwintigste trouwde, had ze een leuk gevulde spaarpot. Jan-Paul had niets gespaard, maar zijn moeder gaf hun een flinke cheque voor hun trouwen. Met Vivians spaargeld en het geld van haar schoonmoeder hadden ze veel kunnen doen. Natuurlijk was Vivian blij met het geld van haar schoonmoeder, maar toch voelde het niet goed dat ze van dat geld meubels gekocht had. Ze deden haar net iets te vaak aan haar schoonmoeder denken. Julienne was namelijk een moeilijk mens. Dat had ze meteen bij de eerste ontmoeting al vastgesteld. Ze was al jaren alleen, verlaten door haar man, en kon daar duidelijk niet tegen. Vivian wist niet of de reden dat Jan-Pauls vader vertrokken was de alcohol was, of dat Julienne pas begonnen was met drinken nadat hij haar in de steek gelaten had. In elk geval was het nu zo dat ze de dag altijd begon met een glas sherry en eindigde met een glas whisky. Wat ze ertussendoor dronk, wist Vivian niet, maar veel moest het zijn. Ook tijdens de receptie liep ze erbij alsof ze te veel gehad had en Vivian schaamde zich voor haar gedrag.

‘Laat haar toch,’ zei Jan-Paul, die haar blik gevolgd had. ‘Ze is nu eenmaal zo. Ik kan er ook niets aan veranderen. Ik ben gewoon blij dat zij er tenminste nog is en ik neem haar zoals ze is.’

Natuurlijk begreep juist Vivian heel goed dat hij blij was dat ze er nog was. Zij miste haar moeder immers geregeld. Maar soms vroeg ze zich af wat erger zou zijn: een overleden moeder of een dagelijks dronken moeder. Maar dat hield ze voor zich. Ze wilde Jan-Paul er niet mee kwetsen. Hij moest zich toch ook – al zei hij van niet – voor haar schamen? Dat kon gewoon niet anders. Iedereen keek haar na, zoals ze door de zaal strompelde en mensen aanklampte en af en toe gierend van de lach boven alles en iedereen uit te horen was.

Maar ondanks het geld dat ze van Julienne gekregen hadden was er geen geld meer om op huwelijksreis te gaan, omdat ze alles in het dure huis, de smaakvolle inrichting en de tuin gestopt hadden. Vivian vond dat echt niet erg. Ze verheugde zich er zo op om in hun mooie huis te gaan wonen en ook nog eens samen met de liefste man op de wereld. Voor haar gevoel zou ze alle dagen op huwelijksreis zijn als ze er eenmaal woonden. En ze had het goed gevoeld. Jan-Paul was echt een schat van een man. Elke zaterdag kocht hij een bos bloemen voor haar en vaak gaf hij haar een prachtig lingeriesetje cadeau, hetgeen dan altijd uitmondde in een heerlijke vrijpartij.

‘Ben je gelukkig?’ vroeg hij haar regelmatig.

Dan bloosde ze en knikte. ‘Ja, heel gelukkig. En jij?’

‘Wat een vraag,’ zei hij lachend en kwam naast haar zitten op de bank, pakte haar beet en kuste haar.

Ja. Vivian was gelukkig, en ze maakte vaak een huppelpasje door hun mooie huis, dat ze met zorg en liefde onderhield en schoonmaakte. Alleen de grote tuin was een probleem geweest. Ze had er nooit van gehouden om onkruid te wieden. Zeker, ze kon ervan genieten als de planten begonnen te groeien en bloeien, en ze vond het heerlijk om in de tuin te zitten, maar om die ook te onderhouden, dat lag haar niet. Daar Jan-Paul ook meteen had aangegeven dat hij daar niet van hield, hadden ze een tuinarchitect een tuin laten ontwerpen met voornamelijk steentjes, keitjes en grint en slechts hier en daar een struik, zodat ze er weinig tot niets aan hoefden te doen. En dat was wel zo prettig, ontdekte Vivian al snel. Want Jan-Paul hield niet alleen niet van het onderhouden van een tuin, hij hield duidelijk ook niet van huishoudelijk werk, zodat Vivian niet eens de tijd gehad zou hebben de tuin erbij te doen. Dat was een minpuntje aan Jan-Paul, dat ze van tevoren niet geweten had. Hij woonde nog bij zijn moeder toen ze hem leerde kennen en hij was liever bij haar op haar kamer, dan dat ze bij hem kwam. Daar had Vivian alle begrip voor. Het was immers leuker samen te zijn bij haar, dan te weten dat Jan-Pauls moeder ergens in het huis rondliep als ze op zijn kamer zaten. Echter had Vivian daardoor niet geweten of hij een huishoudelijk type was of niet. ‘Kun je niet een keer boodschappen doen of stofzuigen?’ vroeg ze op een dag.

‘Dat zou ik wel kunnen, ja, maar vind je niet dat dat vrouwenwerk is?’

‘Nee, dat vind ik niet. We werken allebei fulltime, dus vind ik dat we het huishouden ook samen moeten delen.’

‘Maar ik maak meer uren dan jij,’ wierp hij tegen, al begreep hij dat ze gelijk had. ‘Oké, doe ik wel boodschappen,’ zei hij en ging zonder boodschappenlijstje op pad.

Hij kwam met de vreemdste dingen thuis. Dingen, die Vivian nooit gekocht zou hebben, omdat ze ze veel te duur vond. Een blikje kaviaar, bijvoorbeeld, voor zaterdagavond bij de borrel, of verse zalm, waarvan ze niet eens wist hoe ze die klaar moest maken.

‘Ik houd van lekker eten,’ zei hij dan ter verdediging.

‘Ik ook, maar we moeten het wel kunnen betalen, Jan-Paul. Ik houd er niet van om rood te staan.’

‘Dat ben ik met je eens. Daar houd ik ook niet van.’

En dus deed Vivian de boodschappen zelf. Dat leek haar een stuk voordeliger. Ook het stofzuigen en de andere dingen in huis deed ze zelf, want Jan-Paul bleek zo onhandig te zijn, dat het haar meer werk opleverde wanneer hij iets deed, dan dat ze er profijt van had.

Maar ze deed het met liefde. Hij had immers gelijk: hij maakte meer uren dan zij. Jan-Paul was vertegenwoordiger voor een kleine uitgeverij. Hij bezocht daarvoor boekwinkels in heel Nederland. Hij had zelfs een paar klanten in België. Een groot voordeel van die baan was, dat hij regelmatig boeken mee naar huis nam en Vivian was gek op lezen! Maar Jan-Paul maakte vaak lange dagen, en de uurtjes die Vivian alleen thuis was gebruikte ze voor het huishouden. Ze kon ervan genieten de kamer aan kant te maken met de mooie meubels, die ze zorgvuldig zoog en eventueel in de was zette. Ze genoot ervan de glazen salontafel te laten glanzen en elk vlekje of elke vingerafdruk zorgvuldig te verwijderen, of de glazen wanden van de douchecabine zo te poetsen dat er geen druppeltje kalkaanslag meer te zien was en de kranen en de wastafel te laten glanzen alsof ze nog diezelfde dag gekocht waren.

Voordat ze trouwde, had ze op een kamer gewoond in een huis waar meer kamers verhuurd werden. De keuken en badkamer hadden de huurders gemeenschappelijk gehad. Nu had Vivian haar eigen keuken, haar eigen badkamer, en bovendien ook zo mooi ingericht, dat ze alles met plezier schoonhield, al viel het soms toch wat zwaar dat ze echt alles alleen moest doen.

‘Je zou op zijn minst,’ zei ze op een keer tegen Jan-Paul, ‘de wastafel schoon kunnen maken nadat je je tanden gepoetst hebt. Er ligt altijd tandpasta in.’

‘Hm,’ zei hij.

‘En na het scheren kun je ook de klodders zeep wel even weghalen. Er hangt een vaatdoekje onder de wastafel.’

‘Je hebt gelijk, schat, dat zou ik kunnen doen. Mijn moeder heeft mij duidelijk niet goed genoeg opgevoed.’ Hij grijnsde. ’Ze heeft me trouwens helemaal niet opgevoed. Sinds pa ervandoor is, heeft ze zich niet meer met me bemoeid, maar ik zal mijn best doen.’

Ze moest toegeven: dat deed hij ook. En de keren dat hij het toch weer vergat, vergaf ze het hem met liefde. Het was immers moeilijk als je niet opgevoed was, als je moeder nooit tegen je gezegd had je kleren achter je op te ruimen of je vuile sokken in de wasmand te doen, of een nieuwe wc-rol op te hangen als de vorige op was. Maar het maakte haar wel nieuwsgierig naar zijn verleden, waarover hij liever niet sprak. Ze had het hem natuurlijk allang gevraagd, maar nooit een helder antwoord gekregen.

‘Waarom is je vader weggegaan, Jan-Paul?’

‘Weet ik het. Dat was iets tussen mijn ouders. Dat ging mij niet aan. Ze hebben het me dan ook niet verteld en verder wil ik het er niet over hebben. Het is allemaal al erg genoeg, want hij heeft niet alleen mijn moeder in de steek gelaten, maar mij ook!’

Dan sloeg ze haar armen om hem heen en drukte hem dicht tegen zich aan, kuste hem, streelde hem en hield van hem. ‘Ik laat je nooit in de steek, hoor!’ zei ze troostend.

 

**

 

Toen ze bijna een jaar getrouwd waren, legde Jan-Paul triomfantelijk twee vliegtickets op tafel. ‘We zijn nog niet op huwelijksreis geweest. Wat vind je van twee weken Cuba?’

‘Cuba?’ Ze keek hem met grote ogen aan.

‘Ja. Dat is niet eens duur. Echt niet. En er staan schitterende hotels vlak aan zee en de temperatuur is er heerlijk. We kunnen uren luieren op het strand of aan het zwembad. Je kunt eindelijk eens al die boeken lezen die ik voor je heb meegenomen en je hoeft twee weken lang niets te doen. Lijkt je dat niet wat?’

‘Zwembad? Je weet toch dat ik watervrees heb.’

‘Jij hoeft ook niet te zwemmen, jij kunt lezen, terwijl ik zwem. En het strand loopt heel langzaam af. Je kunt tientallen meters de zee inlopen voordat het water tot aan je knieën komt. Pootjebaden dus. Volgens mij moet je dát wel lekker vinden, als de zon zo warm op je schijnt. Of niet?’

‘Vast wel,’ zei ze verward. ‘Kunnen we dat dan echt betalen?’

‘Meid, twee weken Italië is duurder. Kom, zeg ja. Dan vieren we daar onze eerste trouwdag.’

Natuurlijk zei ze ja. Hoewel ze zelf nooit op het idee gekomen zou zijn om helemaal naar Cuba te vliegen, vond ze de gedachte om twee weken samen met hem te zijn in een warm land te verleidelijk om te weigeren.

Twee weken verbleven ze op Playa Guardalavaca. Twee weken genoten ze van de warmte, de zon, het witte zand – en elkaar. Het aardige van deze reis was dat alles inclusief was. Het maakte niet uit hoeveel ze aten of dronken, het maakte ook niet uit wat ze aten of dronken, alles was bij de prijs inbegrepen. Vivian hoefde zich dus echt geen seconde zorgen te maken of ze niet te veel geld uitgaven en te luxe aten, want alles was al betaald voor ze vertrokken waren.

‘Geniet je een beetje?’ vroeg Jan-Paul terwijl hij op een strandstoel lag te zonnebaden met een heerlijke cocktail naast zich.

‘Moet je dat vragen?’ zei ze vrolijk. ‘Het is hier echt geweldig.’

‘En onze kamer?’ vroeg hij met een grijns.

Haar gezicht betrok, omdat ze dacht aan de dag ervoor. Toen had er zomaar een knots van een spin op hun kamer gelopen. Hij was minstens zes centimeter groot geweest en ze waren allebei als versteend blijven staan. Geen van beiden wist wat te doen. Uiteindelijk besloten ze dat Vivian iemand van de receptie zou gaan halen, terwijl Jan-Paul de spin in de gaten zou blijven houden. Bij de receptie hadden ze haar uitgelachen. ‘Gewoon buiten zetten,’ was hun antwoord geweest, maar Vivian had een van hen aan zijn arm getrokken. ‘Doe jij dat dan!’ had ze paniekerig geroepen. Ten slotte was hij met haar meegelopen.

‘Daar!’ riep Jan-Paul, wijzend op het nachtkastje.

‘Is dat alles?’ vroeg de man grijnzend. Hij pakte hem op en zette hem buiten neer via de grote openslaande deuren in hun kamer.

‘Dat is een vogelspin,’ probeerde Jan-Paul in het Engels te zeggen.

‘Wat voor soort het ook is,’ zei de man, ‘hij was niet gevaarlijk. Hier in het hotel wonen geen gevaarlijke spinnen.’

‘Echt niet?’

‘Echt niet.’

Jan-Paul stoorde haar in haar gedachten. ‘Hallo! Waar denk jij aan? Ik vroeg wat je van onze kamer vindt.’

‘Ja. Daar dacht ik aan.’ Nu lachte ze weer. ‘Ik dacht aan de spin, maar we moeten het maar geloven, dat hier geen gevaarlijke spinnen leven.’

‘En dus?’ Eindelijk had ze hem door en begon te grijnzen. ‘Oké, laten we gaan.’

Hand in hand liepen ze over het strand naar hun hotelkamer, waar het grote tweepersoonsbed inmiddels weer was opgemaakt. ‘Wacht even,’ zei hij en liep snel een rondje door de kamer en keek onder het bed. ‘De kust is veilig, geen spin te zien.’ Hij trok haar naar zich toe, kuste haar lippen, liet zijn handen over haar bijna naakte lichaam glijden en maakte het topje van haar bikini los. Teder nam hij toen haar borsten in zijn handen, drukte er zachte kusjes op en duwde haar voorzichtig in de richting van het bed.

Vivian kreunde van genot door de liefdevolle aanrakingen en hielp hem ook het bikinibroekje uit te trekken en zijn eigen zwembroek.

Hij kuste haar hartstochtelijk, bevoelde haar alsof hij haar nooit eerder gevoeld had, drukte zijn lippen op haar buik, gleed met zijn tong door haar navel en keek toen op. ‘Wordt het niet eens tijd dat je naar de dokter gaat?’

‘Hč? Hoezo?’ Ze keek hem verbaasd aan. ‘Ik mankeer toch niets?’

‘Niet? Waarom ben je dan nog niet in verwachting?’

‘Nou ja, zeg!’ Ze schoot hartelijk in de lach. ‘Jij bent grappig. Weet je niet meer dat je per se wilde dat ik aan de pil ging.’

‘Dat was voor ons trouwen.’

‘Nou en? Je denkt toch niet dat ik zonder overleg met de pil stop. Daar moet je allebei achter staan.’

‘Dus jij slikt nog steeds de pil?’

‘Natuurlijk!’

‘En ik maar denken ... Waar hebben we dan zo ons best voor gedaan?’

Even zag ze een boze flikkering in zijn ogen die ze niet begreep. ‘Ons best voor gedaan? Ik dacht dat we gevrijd hadden omdat we van elkaar houden.’

‘Tuurlijk, maar ook om jou zwanger te krijgen.’

‘Ha, dat had je dan wel even moeten zeggen,’ vond ze.

‘Wil jij dan geen kind? Ik dacht dat we hadden afgesproken dat we wel kinderen wilden.’

Ze schudde niet-begrijpend haar hoofd. ‘Ik snap jou niet helemaal. Natuurlijk hebben we het over kinderen gehad en ik wil ze ook heel graag, maar ik was er nog niet zo mee bezig. Ik kreeg niet het gevoel dat ik er al aan toe was. Ik genoot ervan om samen met jou te zijn en dat was op dit moment nog steeds voldoende.’

‘Ik word volgende maand dertig. Voor mij is het wel tijd om vader te worden. Dus je stopt maar met de pil.’

‘O?’

‘Ja. Je stopt er gewoon mee. Je gooit de rest maar weg.’

‘Ik moet in elk geval deze strip nog afmaken. Dat is beter voor mijn lichaam en verder vind ik dat ik het daar ook mee eens moet zijn.’

‘Ja, kom, we hadden het afgesproken, hoor. Je stopt maar als die strip op is.’

Opnieuw leek het of er een boze flikkering in zijn ogen verscheen. Het was echter zo kort dat ze het niet eens zeker wist. Ze haalde haar schouders op en glimlachte. ‘Ik zal erover denken. Ik heb nog twee volle weken voor de strip op is.’

Natuurlijk was ze na die strip niet met een volgende begonnen, want toen de gedachte aan kinderen eenmaal wortel geschoten had, ontdekte ze dat ze zelf ook steeds meer zin kreeg om moeder te worden. Alleen dacht ze dat het financieel een probleem kon worden. Ze verdienden allebei redelijk, ze maakten echter ook redelijk veel op elke maand. De hypotheek was hoog en Jan-Paul hield nog steeds te veel van luxemaaltijden en van dure wijnen. Zo zuinig als Vivian vroeger zelf geweest was, zoveel geld gaf ze nu telkens uit aan de boodschappen om aan alle wensen van Jan-Paul tegemoet te komen. Ook kocht hij regelmatig nieuwe kleren en cd’s. Daarnaast huurde hij zo af en toe een zeilboot en ging er een weekend mee varen. Vivian, die zolang ze zich kon herinneren watervrees had, bleef dan thuis. Later zag ze altijd op de bankafschriften dat hij rijkelijk gepind had en bij dure restaurants gegeten had. Ze had er nooit iets van gezegd. Ze waren jong en hij werkte hard genoeg. Waarom mocht hij er niet van genieten? Maar als ze echt kinderen zouden krijgen, moest vooral hij zijn leefstijl wel aanpassen.

Op een dag zag ze in het ziekenhuis dat er extra mensen gevraagd werden voor de nachtdienst. Dat was een idee. Zolang ze nog niet zwanger was, kon ze best wat extra diensten draaien. De nachtdienst leverde altijd meer op dan een dagdienst. Op die manier kon ze gaan sparen voor een babyuitzet.

‘Zeg, schat,’ zei ze dan ook op een avond, ‘ik kan extra nachtdiensten draaien. Dat levert mooi extra geld op en dat kunnen we goed gebruiken.’

Hij keek haar met grote ogen aan. ‘Dat meen je niet?’

‘Ja. Ons geld gaat er te hard doorheen en als ik straks zwanger ben, hebben we geld nodig om een kinderkamer in te richten en dat hebben we niet. Bovendien kost een kind ook geld en het zou mooi zijn als we wat extra op de bank hadden staan.’

‘Daar komt niks van in,’ zei hij en zijn ogen stonden boos.

‘Hoezo niet?’

‘Ik wil dat je ’s nachts bij mij bent. Een vrouw hoort bij haar man te zijn ’s nachts. Je hebt al voldoende nachtdiensten. Ik vind eigenlijk dat je die ook maar af moet zeggen. Hoe moet je trouwens zwanger worden als je er ’s nachts nooit bent?’

Ze was geschrokken van de donkerte van zijn ogen. Even leken ze zwart in plaats van bruin. Toch had ze gelachen. ‘Alsof jij niet weet dat je op elk willekeurig moment kunt vrijen!’ Maar ze had zich niet ingeschreven voor die extra diensten, had zich alleen wel voorgenomen om er vanaf dat moment voor te zorgen dat ze minder huishoudgeld uitgaf. Dan at hij maar wat minder luxueus – ook al leverde dat protesten op, hij moest toch inzien dat een kind geld kostte en dat ze nu moesten beginnen met zuiniger te leven.

Vele jaren later had ze nog eens teruggedacht aan dit gesprek en zich gerealiseerd dat het die avond begonnen was. Hoewel ... misschien zelfs nog eerder: die dag dat hij vond dat ze de pil maar weg moest gooien. Ja. Zo was het begonnen. Stiekem, onopvallend, sluipend. Hij wilde iets – en zij legde zich erbij neer. Ergens vreemd, dat er toen geen alarmbelletje was gaan rinkelen, want zo sprak je toch niet tegen je vrouw. ‘Daar komt niks van in,’ had hij gezegd. ‘Een vrouw hoort bij haar man te zijn.’ Maar ze hield te veel van hem om dat belletje te horen – zelfs als het luid gerinkeld zou hebben. Maar dat begreep ze dus pas vele jaren later.

Terug