Terug

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Bruisend

Laatst werd ik zo ziek, dat ik me genoodzaakt voelde de weekendarts te bellen. Die stopte me met paracetamol in bed en de vermaning weer te bellen als de koorts steeg. Zondagmorgen vroeg belde ik ongerust opnieuw. Omdat ze me totaal niet kende, moest ze veel vragen stellen. Vooral omdat ik me zelf zorgen maakte over de pijn en het versufte gevoel. ‘Wat vindt uw omgeving ervan?’ vroeg ze om erachter te komen of ook anderen vonden dat ik zieker geworden was. Het was de neutraalste manier om de vraag te stellen. Ze had immers geen idee of ik een man, vriend, vriendin, kind of ouder in huis had. Even voelde ik een kilte bij mijn antwoord: ‘Ik heb geen omgeving.’ Ze sprong er echter handig op in door direct te vragen of de koorts voor of na het innemen van een paracetamol gemeten was en ik vergat de vraag.

Maar nu ik weer helemaal in orde ben en de behoorlijk uit de hand gelopen verkoudheid te boven, zit ik wat naar buiten te staren en dringt de vraag zich opeens weer aan me op. Heel even voel ik opnieuw die kilte, want ergens klonk mijn antwoord eenzaam. De kilte wordt echter meteen verdrongen door een enorm gevoel van warmte dat zich door mijn hele lichaam verspreidt. Ik lééf juist van mijn omgeving. Mijn omgeving is mijn álles! Eén blik door het keukenraam en ik zie een lantaarn die ik kreeg van een vriendin, en nog een die ik samen met een zus op een rommelmarkt kocht; ik zie een prachtige plant en een houten krukje, verjaarscadeaus van mijn kinderen; het vogelbadje waar talloze en vooral veel verschillende vogels regelmatig in badderen; ik zie mijn kas met cactussen waar het heerlijk vertoeven is en daarachter een weiland met koeien waar ik weleens mee praat, en nog weer verder weet ik het dorp waar ik me zo thuis voel. Door mijn werkkamerraam zie ik de oprit waar soms een haas loopt, een buurpoes en laatst zelfs een eekhoorn; het pad met wandelaars, langs de sloot met dikkoppies en reigers, en ook weer de weilanden en de verre verte.

Ja, ik lééf van mijn omgeving. Zonder omgeving bruist er niets, kan ik niet schrijven (wat ik het liefst van alles doe), kan ik niet tot rust komen of de wind door mijn haren voelen waaien, kan ik niet nadenken en mijn fantasie tot leven laten komen.

‘Ik heb geen omgeving,’ was het juiste antwoord op die vraag, want ik woon alleen, maar de omgeving die ik wél heb, is zo ongelooflijk belangrijk voor me dat ik er veel intenser door leef en het maar zelden mis dat ik ‘geen omgeving’ heb.

Het enige lastige van ‘geen omgeving’ is dat er dan ook niemand dichtbij is om je naar de dokter te brengen of medicijnen te halen. Maar daarvoor heb ik een telefoon, die me al snel liet merken dat ik tóch een omgeving heb, al woont die niet bij mij in huis.

 

3 oktober 2009 

 

Terug